-
1 schaamte
1 shame♦voorbeelden:valse schaamte • false modestygeen schaamte kennen • have no shamegeen schaamte meer kennen • be beyond shamevan schaamte door de grond gaan • cringe with shameblozen/rood worden van schaamte • blush/go red with shame -
2 schaamrood
♦voorbeelden:het schaamrood steeg haar naar de kaken • she blushed with shame -
3 schamen
〈wederkerend werkwoord; zich schamen〉1 be/feel ashamed (of)/embarrassed♦voorbeelden:1 ik schaamde me dood • I was so embarrassed, I could have died of shame〈 informeel〉 zich dood/zich rot schamen • die/be burning with shamefoei, schaam je (om) zo iets te zeggen • you ought to be ashamed of yourself for saying things like thatdaar hoef je je niet voor te schamen • there's no need to be ashamed of thatzich nergens voor schamen • not be ashamed of anythingzich voor iemand schamen • 〈 om iemand〉 be ashamed for someone; 〈 tegenover iemand〉 be ashamed to look at someone -
4 schaamrood
adj. blushing with shame -
5 blozen/rood worden van schaamte
blozen/rood worden van schaamteblush/go red with shameVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > blozen/rood worden van schaamte
-
6 het schaamrood steeg haar naar de kaken
het schaamrood steeg haar naar de kakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het schaamrood steeg haar naar de kaken
-
7 van schaamte door de grond gaan
van schaamte door de grond gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van schaamte door de grond gaan
-
8 zich dood/zich rot schamen
zich dood/zich rot schamendie/be burning with shameVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich dood/zich rot schamen
-
9 kennen
2 [geleerd hebben] know3 [+ in] [raadplegen] consult4 [herkennen] recognize, know♦voorbeelden:ik wil eerst de feiten kennen • first I want to know the factsgeen gevaar kennen • be oblivious to dangerje kent Jan toch wel! • you must know John!geen medelijden kennen • know no pitygeen schaamte kennen • have no shamede Engelse wet kent dat onderscheid niet • English law does not make that distinctiongeen zorgen kennen • be carefreezich doen kennen als • prove/show oneself to be〈 figuurlijk〉 laat je niet kennen ! • give 'em hell!zich van zijn beste kant laten kennen • show oneself at one's best〈 figuurlijk〉 hij wilde zich niet laten kennen en deed toch mee • he didn't want to be thought badly of and joined iniemand leren kennen • get to know someone, make someone's acquaintanceelkaar (beter) leren kennen • become/get (better) acquainted, get to know each other (better)ken je deze al? • have you heard this one?ik ken haar al jaren • I've known her for yearszo ken ik je helemaal niet • I've never known you like this beforesinds ik jou ken … • since I met you …dan ken je me nog niet • you haven't seen anything yetdat kennen we hier niet • we don't have that sort of thing hereiemand van gezicht/van naam kennen • know someone's face/someone by namehij kent de omgeving als zijn broekzak • he knows the area like the back of his handiemand door en door kennen • know someone inside out2 een taal kennen • know/speak a languageons kent ons • we know what to expectiets van buiten/uit zijn hoofd kennen • know something by heart¶ te kennen geven dat … • indicate that …een wens te kennen geven • express a desirezijdelings te kennen geven • intimate, hint -
10 water
1 [vloeistof] water3 [vaarwater] water 〈voornamelijk territoriale wateren; voornamelijk meervoud〉; 〈 waterweg〉 waterway4 [in algemeen zin als element] water6 [vloeistof die er als water uitziet] water8 [doorzichtigheid] water♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 op water en brood zitten/leven • be/live on bread and waterdat kan al het water van de zee niet afwassen • nothing can get rid of the shame/guilt (of it) 〈enz.〉; all the water of the sea couldn't wash that off/awaymet warm en koud stromend water • with hot and cold (running) waterzwaar water • heavy waterbang zijn zich aan (koud) water te branden • get cold feetwater bij de wijn doen • 〈 letterlijk〉 water the wine; 〈 figuurlijk〉 compromise, moderate one's demandsde bloemen water geven • water the flowers〈 met betrekking tot een schip〉 water maken/innemen • make/take in waterwater uit de bron/pomp/zee • well water, water from the pump, seawatereen smal/diep/ondiep water • a narrow/deep/shallow waterwayde Zeeuwse wateren • the waters/estuaries of Zeelandbij hoog water • at high water/tidebij laag water • at low water/tidestil water • dead/slack waterstromend water • running waterboven water komen • 〈 letterlijk〉 surface, come up for air; 〈 ook figuurlijk〉 (re)surface; 〈 figuurlijk ook〉 turn up (again)iets boven water halen • 〈 figuurlijk〉 unearth/dig up somethingeen schip te water laten • launch a shipiemands water bekijken • check someone's urinezijn water laten lopen • wet oneself/one's pantswater in de knie hebben • have water on the knee6 iets op sterk water zetten 〈 ook figuurlijk〉 • 〈 letterlijk〉 preserve something in formalin/alcohol; 〈 figuurlijk〉 keep something on icediamant van het zuiverste water • diamond of the first/purest water
См. также в других словарях:
fill with shame — index humiliate Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
Shame — This article is about psychological, philosophical, and societal aspects of shame. For other uses, see Shame (disambiguation). Eve covers herself and lowers her head in shame in Rodin s sculpture Eve after the Fall … Wikipedia
shame — I n. 1) to bring shame on, to, upon 2) to feel shame at (they felt shame at accepting bribes) 3) (colloq.) an awful, crying, dirty shame 4) a shame to + inf. (it s a shame to waste so much time = it s a shame wasting so much time) 5) a shame that … Combinatory dictionary
shame — shamable, shameable, adj. shamably, shameably, adv. /shaym/, n., v., shamed, shaming. n. 1. the painful feeling arising from the consciousness of something dishonorable, improper, ridiculous, etc., done by oneself or another: She was overcome… … Universalium
shame — {{Roman}}I.{{/Roman}} noun 1 feeling that you have lost the respect of others ADJECTIVE ▪ deep ▪ secret ▪ This is the secret shame I have carried around for decades. ▪ public ▪ … Collocations dictionary
shame — shame1 S2 [ʃeım] n [: Old English; Origin: scamu] 1.) it s a shame/what a shame etc spoken used when you wish a situation was different, and you feel sad or disappointed ▪ She s failed her test again. What a shame! ▪ It s a shame that you have to … Dictionary of contemporary English
shame — 01. It s really a [shame] that Ken and Barbie didn t get married; they seemed so well suited to one another. 02. The little boy felt really [ashamed] of himself when his mother caught him stealing change out of her purse. 03. Many people feel… … Grammatical examples in English
shame — 1. noun 1) her face was scarlet with shame Syn: humiliation, mortification, chagrin, ignominy, embarrassment, indignity, discomfort Ant: pride 2) I felt shame at telling a lie Syn … Thesaurus of popular words
shame — [shām] n. [ME < OE scamu, akin to Ger scham] 1. a painful feeling of having lost the respect of others because of the improper behavior, incompetence, etc. of oneself or of someone that one is close to or associated with 2. a tendency to have… … English World dictionary
Shame — Shame, v. t. [imp. & p. p. {Shamed}; p. pr. & vb. n. {Shaming}.] 1. To make ashamed; to excite in (a person) a comsciousness of guilt or impropriety, or of conduct derogatory to reputation; to put to shame. [1913 Webster] Were there but one… … The Collaborative International Dictionary of English
With the Lights Out — Box set by Nirvana Released November 23, 2004 … Wikipedia